
Uitgeverij Lannoo NV
Kasteelstraat 97
B-8700 Tielt
BE 0446.201.582
T. 32 (0)51 42 42 11
E. info@lannoo.be
Gesprek met Qadir Nadery en Leo Bormans.
Leo Bormans (65) ontmoette Qadir Nadery (39) puur toevallig, op de hoek van de straat in zijn dorp waar plots een vluchtelingenkamp kwam. ‘Wie ben jij? Waar kom je vandaan?’ Uit deze ontmoeting groeide een bijzondere vriendschap. Ondertussen kregen Qadir en zijn gezin drie keer het bevel het land te verlaten. Leo Bormans luisterde naar hun verhaal en kon zijn ogen en oren niet geloven. ‘We leven toch in een rechtsstaat waar mensen die in gevaar zijn terecht kunnen voor een veilige plek?’ Na vijf jaar is het tijd om dit verbijsterende verhaal te delen.
Qadir, hoe ben jij in België terecht gekomen?
Qadir Nadery: ‘We hadden nooit echt aan vluchten gedacht, maar in de lente van 2015 moesten we vluchten voor het geweld in Afghanistan. Er zat niets anders op omdat de taliban me op de hielen zaten. Ze wisten dat ik voor de internationale troepen werkte en wilden mijn vel. De imam is tegen mijn vader komen zeggen dat ze van plan waren mijn keel door te snijden. Dus plots was de dreiging heel concreet. Ik ben samen met mijn vrouw en onze drie kleine kinderen halsoverkop uit ons dorp vertrokken. Twee dagen later zijn de taliban ons dorp binnengevallen. Omdat ze mij niet konden vinden, hebben ze mijn vader vermoord en ons huis in brand gestoken. Wij moesten ons lot in de handen van mensensmokkelaars leggen. Zo zijn we met paarden over de bergen en met bootjes over de zee gevlucht. Na drie maanden kwamen we eindelijk aan in België. Wij hadden geen landkaart ofzo. Ik wist niet waar we zouden belanden. Maar het allerbelangrijkste was dat we hier veilig waren.’
Onderweg heb jij je zoontje verloren.
Qadir Nadery: ‘Dat gebeurde al tijdens de eerste dagen van onze vlucht. Hij was maar drie jaar en had astma. We hadden geen medicijnen en hij had veel last van het stof. Hij is in mijn armen gestorven en we hebben hem in het zand begraven. Het was verschrikkelijk. Onze twee meisjes waren ook maar twee en vier. Voor hen moesten wij door, hoe gevaarlijk de tocht ook was. Er was geen weg terug.’
Hoe heb jij Leo Bormans ontmoet?
Qadir Nadery: ‘In Brussel kregen we te horen dat we werden ondergebracht in een nieuw kamp waar 500 vluchtelingen zouden worden opgevangen. Toen we daar op een zondagmiddag in de herfst aankwamen, ging ik met mijn vrouw en de kinderen kijken in het dorp waar we waren beland. Het zag er allemaal zo keurig en zo anders uit. De mensen waren vriendelijk. Plots wuifden er een man en een vrouw op de hoek van de straat. ‘Are you refugees?’ vroegen zij. Ze vroegen waar we vandaan kwamen en of het ons goed ging. En ze stelden voor om samen een koffie te drinken.’
En die man was jij?
Leo Bormans: ‘Wij wonen maar vijfhonderd meter van het vluchtelingenkamp. Toen er werd aangekondigd dat dit kamp er zou komen, hield de gemeente een grote volksvergadering in het gemeentehuis. Er waren meer dan 300 mensen. De meesten kwamen net als wij, gewoon luisteren naar de achtergrond en de aanpak. Maar er waren ook enkele heethoofden die veel mensen schokten met hun vragen: ‘Mogen die vluchtelingen hier zomaar los rondlopen? Wat gaat er gebeuren als ze onze winkels leegroven en onze kinderen verkrachten?’ Ik wist niet wat ik hoorde. Ik heb toen maar één vraag gesteld: ‘Hoeveel mensen in deze zaal hebben grootouders die ook in ons dorp zijn geboren?’ Dat waren er bedroevend weinig. Wij zijn een legerdorp van immigranten. Er wonen mensen van overal. Wie zijn wij om rond elke plek zomaar wat paaltjes te kloppen en te zeggen dat er niemand meer naar binnen mag? Toen wij dan Qadir en zijn gezin ontmoeten, hebben we gewoon gedaan wat ik zou verwachten van een andere mens als ik in zijn situatie zou geweest zijn: vragen hoe het met je gaat en hopen dat alles goed komt.’
Maar het kwam dus niet goed.
Leo Bormans: ‘Ik ben geen activist en ik weet niets van juridische zaken. Ik ging er gewoon van uit dat ons land voor de vluchtelingen een beleid voerde dat ‘streng maar rechtvaardig’ was. Toen Qadir na meer dan een jaar uiteindelijk werd uitgenodigd voor een gesprek in Brussel, was ik er rotsvast van overtuigd dat hij zijn erkenning zou krijgen. Ik had ondertussen zijn verhaal al zo vaak gehoord en hij had verschillende militairen in ons dorp ontmoet die in Afghanistan waren geweest en de plek kenden waar hij had gewerkt. Ze bevestigden telkens dat hij inderdaad in gevaar is en dat zij zeker erkend zouden worden. Maar dat bleek dus niet zo te zijn. Het Commissariaat van de Vluchtelingen houdt er blijkbaar een aparte logica op na. En dat was voor mij een onthutsende ervaring.’
Wat daarover in het boek staat, teistert inderdaad elke verbeelding. De interviews worden nagenoeg letterlijk weergegeven. Dat levert een onverwachte inkijk in hoe het er daar aan toe gaat. Hoe kwam dat bij jou aan, Qadir?
Qadir Nadery: ‘We konden dit niet geloven. Er was niemand die naar ons luisterde. Ik ben in oorlog opgegroeid. Voor het eerst in mijn leven voelde ik mij veilig. En dan sturen ze ons zomaar het land uit, terwijl mensen in soortgelijke situaties in Duitsland of Nederland onmiddellijk asiel kregen. Wij konden onmogelijk terug. Ik word met de dood bedreigd, ik heb voor de internationale troepen gewerkt, heb een andere geloofsovertuiging dan de taliban en ben bovendien een Hazara.’
Wie zijn de Hazara?
Qadir Nadery: ‘Het valt ons op dat bijna niemand ons lot kent. Wij zijn een grote bevolkingsgroep van sjiieten die in Afghanistan wordt gediscrimineerd en uitgemoord, vaak door de taliban en andere soennitische groepen. Vele duizenden van ons worden, tot op de dag van vandaag, op een brutale manier vermoord. Onlangs werden in Kabul nog tientallen vrouwen en baby’s vermoord in een kinderziekenhuis waar vooral Hazara verblijven. En niet ver van onze woonplaats werden pas nog vijf Hazara levend verbrand. Die beelden komen allemaal op BBC Nieuws maar hier wordt daar nauwelijks iets over gezegd. Ook het Commissariaat doet alsof er niets aan de hand is. Soms gaat er bij iemand een lichtje op als hij denkt aan het boek De vliegeraar van Khaled Hosseini dat in het Westen blijkbaar een groot succes is, maar in Afghanistan verboden is. Het slachtoffer in dat boek is ook een Hazara, maar dat is blijkbaar iedereen ontgaan.’
Was jij ook een vliegeraar?
Qadir Nadery: ‘Neen. Er zijn twee grote volkssporten in Afghanistan: vliegeren en knikkeren. Vliegeren is voor de rijkeren in de stad. In de dorpen waar wij wonen ben je al blij met een handvol knikkers. Het is echt een nationale sport. Er is in ons dorp geen elektriciteit, geen stromend water, geen televisie, niks. Ik was blij dat ik acht knikkers had.’
Je hebt ze ook meegenomen op je vlucht.
Qadir Nadery: ‘Mijn knikkers zijn het enige waardevolle dat ik heb. Ze zijn mijn enige herinnering aan mijn dorp en familie, waarvan ondertussen bijna iedereen dood of gevlucht is. Toen ik in het kamp een locker kreeg voor mijn zogeheten waardevolle spullen, kon ik niets anders bedenken dan dat ik er mijn acht knikkers in stak. Mijn vrouw moest erom lachen.’
Uiteindelijk zijn zij ook de titel van jullie boek geworden: De knikkers van Qadir.
Leo Bormans: ‘Zij vatten alles samen. Qadir is de meest hoopvolle mens die ik in mijn leven heb ontmoet. Hij ziet overal het positieve van in. Zijn knikkers maken zowel deel uit van zijn herinnering als van zijn verbeelding. In het boek staan zij symbool voor het spel van noodlot en toeval waaraan wij tenslotte allemaal zijn overgeleverd. Toen Qadir na vier jaar ongelooflijke strijd uiteindelijk toch als vluchteling erkend werd, had ik eindelijk tijd om naar de echte emoties te luisteren achter zijn harde leven. Tot dan toe had ik eigenlijk vooral geluisterd naar alle juridische argumenten. Wat had het Commissariaat nodig om hem zijn erkenning te geven? En zo kwam ik achter het verhaal van zijn knikkers en van de belofte aan zijn vader om ooit een boomgaard van granaatappels aan te leggen op de plek waar hij geboren is. Uiteindelijk belandt hij met die droom in een Vlaams volkstuintje.’
Je zou kunnen stellen dat jullie zijn leven gered hebben.
Leo Bormans: ‘Qadir leerde snel heel veel mensen kennen. Hij deed o.a. vrijwilligerswerk in het zorgcentrum. Toen hij het land uit moest, hebben wij ons verzet. Wij hebben met de 100 Vrienden van Qadir bijna twee jaar lang een menselijk schild gevormd en hen onderdak gegeven tot zij hun papieren kregen. We hebben dat in alle stilte gedaan, niet uit liefdadigheid maar uit rechtvaardigheid. Uiteindelijk wil ik alleen maar leven in een land dat barmhartig is en op rechtvaardigheid is gebouwd.’
Is dat vertrouwen geschonden?
Leo Bormans: ‘Ja en nee. Uiteindelijk hebben zij, na het zoveelste beroep, de erkenning gekregen die ze verdienen. Maar het waren voor hen vier onnodig verschrikkelijke jaren om zo met een zwaard in de nek te leven. Ik kan niet spreken voor álle vluchtelingen en ik wil het niet veralgemeniseren, maar wat het Commissariaat van de Vluchtelingen deze mensen heeft aangedaan is onmenselijk en onverantwoord. En waarschijnlijk zijn zij niet de enigen. Men zegt ons dat die erkenningen een loterij zijn. Ik wil en kan dat niet geloven. Maar helaas hebben wij het wel zo ervaren.’
Hoe reageerden de kinderen?
Qadir Nadery: ‘Wij hebben hen zoveel mogelijk gespaard. Om de lange tocht draaglijk te maken hebben wij niet gezegd dat we op de vlucht waren maar dat we naar een Groot Trouwfeest gingen aan de andere kant van de bergen. Om dat verhaal levend te houden en hen moed te geven, hebben we voor hen onderweg zelfs witte bruidsjurkjes gekocht. Gelukkig waren zij nog heel jong en werden zij hier onmiddellijk heel goed opgevangen op school.’
Leo Bormans: ‘Zij spreken nu vooral Nederlands en doen het goed op school. Je moet weten dat meisjes in Afghanistan niet eens naar school mogen. Qadir en zijn vrouw hebben ook heel veel taallessen gevolgd en kunnen zich goed verstaanbaar maken. Qadir geeft heel graag lezingen in scholen en bibliotheken en gaat ook vaak met me mee als ik grote lezingen over geluk geef. Hij komt dan meestal ook even zelf aan het woord, al hebben ze in Afghanistan niet eens een woord voor geluk en had nog nooit iemand aan hem gevraagd of hij gelukkig was. Overal hangen de mensen aan zijn lippen, zowel in Vlaanderen als in Nederland. En op scholen of in de lerarenopleiding raakt hij telkens een heel gevoelige snaar, ook bij jonge mensen die vaak nog nooit een vluchteling van dichtbij gezien hebben.’
En binnenkort ga jij, Qadir, zelfs in het Nederlands een theatervoorstelling geven…
Qadir Nadery: ‘De taliban verbieden muziek, theater, dans enz. Ze scheuren zelfs foto’s uit boeken. Maar in Kabul heb ik een tijd gewerkt in het cultureel centrum van de Franse ambassade. Daar zag ik voor het eerst concerten, tentoonstellingen, dans- en theatervoorstellingen. De taliban zijn dat centrum binnengevallen met een zelfmoordcommando. Ik was toen gelukkig niet daar. Maar er vielen heel veel doden. Nu hoop ik mijn verhaal op een veilige manier te vertellen voor mensen die daar open voor staan.’
Leo Bormans: ‘Het meest gehoorde zinnetje in ons huis is tegenwoordig ‘Taliban would never think about that’. Alles wat wij zo vanzelfsprekend vinden, is dat voor hen helemaal niet. Het is een verschrikking om onder hun bewind te leven. En het gaat niet de goede kant op in Afghanistan. Integendeel. De Taliban winnen krijgen steeds meer macht.
En dan ga jij hier op de planken staan. Regisseur Stefan Perceval van theaterwerkplaats Het Gevolg is geen onbekende.
Qadir Nadery: ‘Hij is een heel sociale man en werkt vaak met kwetsbare groepen, zoals mensen met een beperking. Toen hij mij ontmoette en een drukproef van ons boek las, wilde hij er meteen een voorstelling van maken. We repeteren nu heel intens en eind december zal de voorstelling in première gaan. Ik ben heel benieuwd naar deze nieuwe ervaring.’
Leo Bormans: ‘Bij de sociale dienst vonden ze weliswaar dat hij maar moest stoppen met zijn Nederlandse lessen en een ander werk moest zoeken. “Uw Nederlands is goed genoeg”, zeiden ze. Het is goed genoeg om zich verstaanbaar te maken, ja, maar nog niet om op een podium te staan. Daar wil hij nu hard aan werken.’
Qadir Nadery: ‘Tijdens een opleiding van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding vroegen ze mij welk beroep ik wilde doen. Ik antwoordde ‘mensen inspireren’. Maar dat stond blijkbaar niet in de lijst van de knelpuntberoepen.’
Hoe hebben jullie dat boek eigenlijk gemaakt? Er staan twee namen als auteur, maar het lijkt echt met één pen geschreven.
Leo Bormans: ‘Ik heb zijn leven in de juridische strijd om erkenning vier jaar lang intens maar vanaf de zijlijn gevolgd. Toen er daarna tijd en ruimte kwam om echt het emotionele verhaal te kunnen vertellen, zijn we daar een jaar lang vaak dag en nacht mee bezig geweest. Gelukkig is Qadir een heel verstandige en emotionele man, met heel veel concrete herinneringen en een sterke opmerkingsgeest. Ik heb heel veel van hem geleerd. Als hij vertelt, is het alsof je naar een film kijkt: zo beeldend vertelt hij. Wat er met hem is gebeurd, kruipt echt onder je huid. Soms werd ik ’s nachts badend in het zweet wakker alsof ik zelf in Afghanistan zat.’
Qadir Nadery: ‘Meestal kwam ik ’s avonds binnen en begon Leo te luisteren en te schrijven. Ik zei vaak al lachend: ik breng het hout en jij maakt er stoelen en tafels van. Als ik rond middernacht vertrok, begon hij wat ik verteld had uit te tikken. Ik denk dat hij een nachtdier is. We willen niet zomaar wat feiten achter elkaar zetten. Het is echt een heel bijzonder boek geworden. We hebben het echt met één ziel, één adem en één pen geschreven. Elke zin hebben we vier keer gedraaid, gekeerd en verplaatst tot het goed zat. Ook mijn Nederlands is er zo elke dag op vooruit gegaan.’
Leo Bormans: ‘Ik kon nergens terug vallen op mijn eigen ervaring. Ik kon geen beelden gebruiken als ‘schoon schip maken’ of ‘alle zeilen bijzetten’ want in Afghanistan is geen zee. Gelukkig kreeg Qadir van zijn moeder kleurrijke verhalen mee over de dappere held Rostam en zijn gevlekt paard Rhaksh. Daarop projecteerde hij al zijn moed. En van zijn vader erfde hij een rijke schat aan voor mij totaal onbekende spreekwoorden, wijsheid voor het leven. Al die elementen hebben we in het boek verwerkt, al hebben we ook veel namen en details omwille van veiligheidsredenen veranderd. Het is een waargebeurd verhaal maar uiteindelijk is het ook een roman over het leven.’
En Qadir Nadery is een schuilnaam.
Leo Bormans: ‘Inderdaad. De oorlog is nog niet over. Ook in België wordt Qadir door aanhangers van de taliban en door landgenoten die er een andere geloofsovertuiging op na houden, gediscrimineerd en vervolgd. Dat was al zo in het vluchtelingenkamp. Hij voelt zich niet altijd veilig. Maar hij wil vooral dat mensen zijn verhaal kennen. Dat we kunnen leren van wat hij heeft meegemaakt, want zoals hij zijn er zovelen waar niemand naar luistert en die in stilte sterven. Elke dag.’
Is dit uiteindelijk een verhaal van hoop?
Leo Bormans: ‘Dat moet de lezer zelf uitmaken. Iedereen zal er misschien iets anders in lezen. Ik hoop in elk geval dat we andere mensen die in moeilijke situaties verkeren een hart onder de riem kunnen steken. En dat er steeds opnieuw mensen zullen zijn die zich hard zullen maken als ze onrecht zien. Dat is een boodschap die ik heb meegekregen van Nobelprijswinnaar Kofi Annan, die ik ontmoette nadat ik samen met hem achthonderd jongeren uit heel de wereld had mogen toespreken. Hij heeft nadien de inleiding geschreven voor The World Book of Hope. We kunnen allemaal leren meer hoopvol in het leven te staan.’
Qadir Nadery: ‘Ik wil mensen hoop geven. Ik kan die hoge zelfmoordcijfers in het Westen niet begrijpen. Als je nooit iets anders dan oorlog hebt gekend, zie je pas welke kansen mensen hier allemaal krijgen. Dat probeer ik ook aan jonge mensen in scholen te vertellen. Als ik er ééntje van kan weerhouden zelfmoord te plegen, is mijn leven al zinvol geweest. Ik houd van jullie spreekwoorden: ‘Beter een vogel in de hand, dan tien in de lucht’, ‘Na regen komt zonneschijn’ en ‘Waar een wil is, is een weg’. Al is die weg vaak bijzonder moeilijk en levensgevaarlijk.’
Leo Bormans: ‘Vluchtelingen worden niet gedreven door wanhoop maar door hoop. Anders zouden ze hun land nooit verlaten. Voor The World Book of Hope heb ik daar veel onderzoek naar gedaan. Hoopvolle mensen stellen zichzelf doelen, kunnen grote doelen opdelen in kleine doelen, vinden altijd verschillende wegen om die doelen te bereiken en blijven eigenaar van hun leven, in plaats van zich te wentelen in slachtofferschap. Op die manier kunnen wij veel van hen leren.’
Qadir Nadery: ‘Ik had nog nooit van De Rechten van de Mens gehoord. Toen ik die tekst voor het eerst bij Leo zag, wist ik niet wat ik hoorde: Elke mens heeft recht op veiligheid. Er mag geen discriminatie zijn op basis van geslacht, afkomst of religie…’
Leo Bormans: ‘Ik herinner me die avond. Ik wilde je toen, voor je weer naar het vluchtelingenkamp ging, twintig euro geven omdat jullie werkelijk niets hadden. En toch wilde je het geld niet aannemen. Maar je vroeg wel een kopie van De Rechten van de Mens. Die heb je toen in je container opgehangen en vanbuiten geleerd. ‘Your money is only money…’, zei je. ‘…but this text is gold’. En gelijk had je.’